De Lichtenberger Methode
woensdag 6 maart 2024
Kombucha zonder thee
Inmiddels staat er al meer dan twee jaar een mooie limonadekan met kraantje op de koelkast met daarin een gestaag groeiende scoby. Ik heb er een antimuggengaasje bovenop vast geknoopt om de fruitvliegjes ervan weg te houden. In de zomer knoop ik wat gaas om het kraantje vanwege dezelfde reden. In de zomer is het ook warmer in de woonkamer dan in de winter en fermenteert de kombucha sneller. Met een limonadekan is het heel gemakkelijk om af en toe te proeven of de kombucha al ver genoeg is om te worden getapt. Voor het tappen de flessen steriliseren met kokend water. Kombuchaflessen vullen vanuit de tap is heel hygiënisch, je hoeft de scoby en de kan nooit van binnen aan te raken en de gisten blijven mooi onderin de kan. Voor het bijvullen 80 gram suiker op een liter water in een pannetje verwarmen en daarna helemaal laten afkoelen. Ik gebruik rietsuiker voor de mooie gouden kleur. Dat is alles. Geen thee nodig!
Tweede fermentatie
Voor de tweede fermentatie is het belangrijk om flessen te gebruiken met een schroefdop en geen beugelsluiting. De fles moet namelijk helemaal afgesloten kunnen worden om een drankje met een lekkere prik te kunnen maken. Vervolgens kun je wat vers fruit in erbij doen, een halve kiwi of appel of wat je maar toevallig hebt liggen. Verschillende kruiden doen het ook goed, en zelf experimenteren kan ontzettend leuk zijn. Tomaat met laurierblad is hier een absolute topper gebleken. Ook Griekse bergthee en salie doen het goed. In de winter zet ik dan de flessen een paar dagen op het balkon wegens gebrek aan ruimte in de koelkast. In de zomer in mijn voorraadkast maar dan moet alles sneller op. Hoe langer de fles staat, hoe meer prik, en soms moet een fles voorzichtig boven het aanrecht geopend worden vanwege alle druk die erop staat. Een volle smaak gegarandeerd!
Wat is een looizuur intolerantie?
Looizuur staat gelijk aan tannine en heeft een licht wrange smaak. Als je weet wat het is dan kun je het goed proeven. Het zit in thee, wijn, en een aantal vruchten zoals sinaasappelsap, grapefruit, bosbessen en peren. Looizuur zou een kalmerende werking moeten hebben op het maagdarmkanaal, maar dat is bij sommige mensen niet het geval. Ik krijg er bijvoorbeeld een gezwollen buik en buikpijn van. Zwarte, groene en witte thee zijn al jaren uit mijn keuken verbannen en wijn drink ik nooit. Ik ben ook heel matig met bovengenoemde vruchten. Maar kombucha zonder thee staat bij mij iedere week op het menu.
vrijdag 30 oktober 2020
Pedagogiek in de Lichtenberger Methode
In de Lichtenberger Dokumentationen deel III wordt het eerste hoofdstuk gewijd aan “Stimulations- und Fragepädagogik”. Hieronder een poging om enkele alinea’s hieruit te vertalen en nader uit te werken.
Lichtenberger Dokumentationen deel III, blz 11:
Sich für ein gestecktes Ziel verfügbar zu machen, die
bewusste Steuerung ein zu setzen, überblendet das Mitspracherecht einer
physiologisch definierten Stimmfunktion. Wenn von aussen gesetzte Standarts die Leistung forcieren, wenn Wille
und Kontrolle eine Entwicklung durch Anpassung ersetzen, ist Vorsicht geboten.
Vertaling:
Het jezelf beschikbaar maken voor een bepaald doel, het
gebruik maken van bewuste controle, vervaagt het recht op inspraak van een
stemfunctie die gedefinieerd wordt door het fysieke. Wanneer extern
vastgestelde normen de prestatie afdwingen, wanneer wil en controle tot
aanpassing leiden in plaats van dat er ontwikkeling plaatsvindt, is
voorzichtigheid geboden.
Uitwerking:
Er wordt een stimulus gegeven, het autonome zenuwstelsel
reageert, en mogelijk ontstaat er na een chaotische fase een nieuw evenwicht of
vorm van zelfregulatie. Het werkelijke leren gebeurt dus op een moment waarop
je niet helemaal weet waar je mee bezig bent, aangezien de stemfunctie
aangestuurd wordt door het autonome zenuwstelsel (nervus vagus). Dat
(gedeeltelijk) onbewust zijn van hoe het leren plaatsvindt is essentieel. Als
het leren op voorhand of tijdens via een bewuste richting/doel gestuurd wordt
door zanglerares of leerling dan krijgt zelfregulatie van het organisme geen
kans.
Dat roept tegelijkertijd de vraag op in hoeverre de
leraar kan weten waar hij/zij mee bezig is, aangezien de uitkomst van een
stimulus binnen het vegetatieve niet zeker is. Ik vermoed dat zowel leerling als leraar voor en tijdens de
stimulus niet ten volle kunnen weten wat er gebeurt. De functie van de leraar
tijdens dit proces is het versterken van het vertrouwen in het autonome leren.
Achteraf kan in samenspraak met de leerling ontdekt worden wat er geleerd is en
dat vertaald worden naar het bewuste. Het uitvinden en leren hanteren van de
taal die helpt om het leren achteraf naar het bewuste te brengen is één van de
belangrijke functies van de leraar.
Lichtenberger Dokumentationen deel III, blz 11:
In anbetracht der Tatsache aber, dass eine Grauzone der
stimulierte Effekte nicht ganz aufgedeckt werden kann, ist ein abgleiten in
eine Manipulation nicht immer auszuschliessen. So könnte die gebotene
Neutralität des Pädagogen geschwächt werden, wenn er sich zu stark auf das
persönliche Niveau des Lernenden einlässt.
Vertaling:
Gezien het feit dat er een mistig gebied bestaat rond de
effecten van een stimulus, wat niet geheel onthuld kan worden, is een afglijden
naar manipulatie niet altijd uit te sluiten. Zo kan de benodigde neutraliteit
van de pedagoog worden verzwakt wanneer zij te sterk betrokken raakt op het
persoonlijk vlak van de leerling.
Uitwerking:
In het mistige gebied heb je de instinctieve neiging om
datgene wat er gebeurt beter te willen zien en begrijpen. Dit begrijpen werkt
dan min of meer als een grijp-reflex, je wilt iets vasthouden waardoor je
onbedoeld de zelfregulatie verstoort. De ervaring richt zich zo meer naar
datgene wat door het vasthouden wordt gericht in plaats van door de
zelfregulatie van het organisme. Dat wordt verstaan als een onwenselijke
manipulatie. De mist, de Grauzone, die nicht ganz aufgedeckt werden
kann, is een kwetsbaar wezenskenmerk
van het autonome en vegetatieve, die gemakkelijk verstoord kan worden. Als de
lerares te sterk iets teweeg wil brengen bij de leerling en haarzelf, vermindert
dat het onderzoekend vermogen van hen beiden, waardoor de ervaring zich aan de
waarneming onttrekt.
Lichtenberger Dokumentationen deel III, blz 12:
Die grenzen zwischen Manipulation und Stimulation sind
fließend. Zudem kann eine Manipulation Stimulationscharakter annehmen und eine
Stimulation manipulativ eingesetzt werden.
Vertaling:
Er zijn geen harde grenzen tussen manipulatie en stimulatie.
Daarnaast kan manipulatie het karakter van een stimulatie aannemen en kan
stimulatie manipulatief worden toegepast.
Uitwerking:
Leren is eigenlijk
manipuleren. De gezochte, gewenste manipulatie is tweeërlei: ten eerste het
scheppen van randvoorwaarden waardoor de zelfregulatie van het organisme meer
ruimte krijgt (Mitspracherecht van het systeem), ten tweede het helpen
vertalen van de ervaring naar het bewuste via woorden. Het doel is dus niet het
planbare leren, maar het leren wat zich spontaan voordoet in ogenschijnlijke
vluchtigheid van verschuivingen in klank en lichaam.
Een constant veranderende waarneming van wat er gebeurt
biedt hierbij ondersteuning.
Lichtenberger Dokumentationen deel III, blz 12:
Wenn eine Klärung dieses Unschärfebereiches nicht möglich
erscheint, enstehen Konflikte zwischen Lehrer und Schüler.
Vertaling:
Als het erop lijkt dat het onmogelijk is dat de mist
opklaart, ontstaan er conflicten tussen leraar en leerling.
Uitwerking:
Dit is een lastig zinnetje. Ik zou zelf zeggen: Als lerares
of leerling onvoldoende vertrouwen in de mist heeft- in het vegetatieve, in de zelfregulatie – ontstaan er conflicten tussen leraar en
leerling. Conflicten kunnen zowel bij het begeleiden de mist in als bij het
begeleiden de mist uit optreden: Conflicten ontstaan wanneer de lerares of de
leerling onvoldoende vertrouwen heeft bij het aanbieden en aanvaarden van
stimulatie, en ook wanneer de verwoording van de effecten van stimulatie niet
aansluit of niet geaccepteerd wordt.
Lichtenberger Dokumentationen deel III, blz 12:
Um dem Unterschied von Manipulation und Stimulation
praktisch zu veranschaulichen, soll eine der Lichtenberger Methode oft
eingesetzte Form der Selbstberührung als Beispiel dienen. (........) Einer Stimulation würde entsprechen, wenn bei
gleichem Vorgehen die Fingerbeeren ihr eigenes Erleben registrieren, nämlich
das Maß an Vibration, das sich vom vibrierenden Kehlkopf auf die Fingerkuppen
überträgt.
Vertaling:
Om het verschil tussen manipulatie en stimulatie in de
praktijk te illustreren, kan één van de vaak gebruikte Lichtenberger methoden,
het aanraken van het eigen lichaam, als voorbeeld dienen (......) Een stimulus
begint te corresponderen (wederzijds uitwisselen) wanneer de vingertop zijn
eigen beleving registreert, namelijk de hoeveelheid trilling er wordt
overgebracht bijvoorbeeld vanuit het strottenhoofd naar de vingers.
Uitwerking:
Met je vinger voel je je strottenhoofd en dat lijkt de
stimulus te zijn. Correspondentie vindt plaats als het een wederzijdse stimulus
wordt, als het strottenhoofd evenzeer de vinger voelt. Hier komen we in de
buurt van een ontdekking uit de kwantummechanica: er kan geen waarneming worden
gedaan zonder dat het waargenomen verschijnsel wordt beïnvloed door die
waarneming. Het observeren van een verschijnsel grijpt tegelijkertijd op dat
verschijnsel in, de buitenwereld verandert met jouw observatie.
Omdat je niet anders kan kijken dan door de bril van
begrippen, bepaal je door je blik, doordat je via begrippen kijkt, wat het is
wat je ziet (in feite is dit een vorm van manipulatie). In de kwantumtheorie is
alles om je heen ondefinieerbaar, maar zodra je ergens naar kijkt vorm je je
een beeld van wat dat is, en daarmee definieer je het.
Binnen de kwantummechanica is er dus een waarnemer die de
buitenwereld waarneemt. Een mens denkt (helaas...) altijd dat hij buiten het
geheel staat. Frau Rohmert gaat nu een stap verder: In het voorbeeld is de
vinger niet alleen de waarnemer, maar wordt de vinger zelf onderdeel van de
waarneming. Het tastende zintuig neemt zichzelf waar en wordt wederkerig
beïnvloed door het strottenhoofd. Door een vinger op het strottenhoofd te leggen
verdwijnt het onderscheid tussen buitenwereld en binnenwereld. Dat leidt soms
tot de transcendente ervaring van het opgenomen zijn in het geheel.
Lichtenberger Dokumentationen deel III, blz 12:
Im vergleich beider Medien (Kehlkopf – Finger) lässt sich
wahrnehmen, wie sich die Vibrationsfelder gegenseiting stimulieren.
Vertaling:
Door beide media (strottenhoofd - vinger) te vergelijken kun
je zien hoe de trillingsvelden elkaar wederzijds stimuleren.
Uitwerking:
Het strottenhoofd beantwoordt de vinger, maar de vinger
beantwoordt ook het strottenhoofd. Het medium is hier het weefsel, waarin alles
plaatsvindt en die zorgt voor een continue correspondentie tussen alles wat er
gebeurt. Het weefsel belichaamt de totale onderlinge verwevenheid,
verbondenheid van het lichaam. Dit weefsel is een intermediair. Wat Lichtenberg
propageert is het je openstellen voor de boodschappen die worden doorgegeven
door het intermediair, zodat de verschillende delen zich op elkaar af kunnen
stemmen. De nieuwe ordening die door het weefsel ondersteund wordt, is niet
wilsmatig, maar gebeurt via het onwillekeurige zenuwstelsel, voorbij aan
planning en wil. Docent en leerling creëren gezamenlijk de randvoorwaarden
waardoor dit kan plaatsvinden.
Lichtenberger Dokumentationen deel III, blz 12:
Es gehört zum Wesen einer Stimulation, dass ein Reiz eine
Anregung auslöst. Im Sinne der Stimulationspädagogik würde dies bedeuten, dass
eine planvolle Anweisung des Stimulationssenders (Lehrer) vom
Stimulationsempfänger (Schüler) nicht als eine auszuführende Aufgabe abgefasst
wird, sondern als Anreiz, eine Anregung (Veränderung) in sich auf zu spüren und
dieser eine Bedeutung beizumessen.
Lichtenberger Dokumentationen deel III, blz 13:
Der Proband wird mit der staunenswerten Erfahrung
konfrontiert, dass die Wahrnehmung eines angeregten Körpermilieus bwz. eines angeregten
Klanges eine sich selbst regulierende Wirkung auslöst. Er lernt, dass eine von
aussen gesetzte Stimulation sich in eine kreative Eigenstimulation umsetzen
will, die dann den Gestaltungsrahmen nachhaltig erweitert.
Vertaling:
Het hoort bij het wezen van een stimulus dat prikkels reacties
opwekken. In termen van stimulatiepedagogie zou dit betekenen, dat een goed geplande
aanwijzing van de stimulatiezender (docent) door de stimulatieontvanger
(leerling) niet als een uit te voeren taak wordt ervaren, maar als een prikkel
om een reactie (verandering) in zichzelf op te merken en daar belang aan te
hechten.
De leerling wordt geconfronteerd met de verbazingwekkende
ervaring dat de waarneming van een gestimuleerd lichaamsmilieu/een gestimuleerd
geluid een zelfregulerend effect veroorzaakt. Hij leert dat een extern
toegepaste stimulatie omgezet wil worden in een creatieve zelfstimulatie, wat
vervolgens het denkkader duurzaam uitbreidt.
Uitwerking:
Als leraar geef je een stimulus die een impuls
veroorzaakt; de leraar probeert ervoor te zorgen dat de leerling die impuls
herkent en belang hecht aan die impuls.
Zo kan de leerling ervaren dat de waarneming van de
vluchtige verschuiving een zelfregulerend effect veroorzaakt. Hierdoor kan hij
of zij dit ontdekken in zichzelf, er creatief mee omgaan en in het bewustzijn
laten groeien.
Dit is de ideale situatie. Het gaat niet altijd zo. De
Lichtenberger stimulaties hebben vaak een tijdelijk grote uitwerking op de
stem. Een leerling schrikt soms, want hij of zij heeft zichzelf gedefinieerd
dat hij het niet kan, gelooft het niet, vindt dat je je niet aan mag stellen of
geen illusies mag maken. Na een tijdje ebt deze “vluchtige verschuiving” (flüchtigen
Verschiebung von Körper und Klanggewohnheit, blz 13) weg. Dat kan voelen
als een falen, want je hebt ervaren hoe het kan zijn, en je neemt geen genoegen
meer met die kleine ruimte van de oude gewoonten en het aangeleerde zingen. Een
docent kan helpen om daar niet mee in gevecht te zijn, door vertrouwen te
bieden dat er elementen van de verschuivingservaring aanwezig blijven en
daarmee uiteindelijk ook hoorbaar zijn in de klank. De leerling kan zo leren
dat het niet onaangenaam is om in het donker rond te strompelen, omdat er in
dat donker nog steeds elementen zitten van die vluchtige
verschuiving/piekervaring.
Nog iets over het referentiekader (Bezugsystem, blz 13)
en hoe een stimulus ontvangen kan worden:
Sommige mensen willen graag eerst uitleg voordat ze een
stimulus gaan doen. Andere willen graag achteraf uitleg. Dit is lastig, want
iedere uitleg kleurt de ervaring op een bepaalde manier in en doet geen recht
aan hetgeen wat er plaatsgevonden heeft. Aan de andere kant, als een leerling zonder
referentiekader iets groots meemaakt en het niet kan duiden, niet vasthouden,
soms zelfs nauwelijks kan herinneren, dan kan dat ertoe leiden dat hij of zij
er van zijn stuk van raakt of platgeslagen door kan worden. Wat ook kan
gebeuren is dat de leerling deze vluchtige verschuiving dan helemaal niet
opmerkt, wat zowel voor de docent als de leerling teleurstellend is. Als de
leerling geen verwantschap voelt met zo’n ervaring dan de reactie kan ook zijn:
hier heb ik niets mee. Als hij geen meerwaarde ervaart, dan verdwijnt het.
Wanneer de leerling wel iets opmerkt, kan de leerling verslaafd
raken aan deze momenten, omdat hij of zij deze helemaal wil onderzoeken en met
zichzelf wil verbinden. Als dit gebeurt kan dat tot het forceren van
verschuivingen leiden, waarbij stimulaties toch weer wilsgestuurde manipulaties
worden.
De vraag is dus: hoe wordt een nieuwe ervaring ingepast
in het referentiekader van de leerling?
In de klassieke pedagogiek bestaat “de zone van de naaste
ontwikkeling” (Vygotsky). In het kort
gezegd: de
rol van het onderwijs moet zijn om mensen van ervaringen te voorzien die
behapbaar zijn. Als je iets wil onderwijzen, dan ga je in kleine stapjes. Als
de stappen te groot zijn schrik je de mensen af, waardoor leren moeilijker
plaatsvindt. We zijn dus op zoek naar een vluchtige verschuiving, die
past in de zone van de naaste ontwikkeling. Het voornamelijk in het comfortgebied
zingen van losse tonen is een hulpmiddel, maar lost niet alles op. Het benodigde
bewuste referentiekader is iets in de trant van: laat de automatische processen
die optreden bij je stem hun eigen ding doen, probeer dat te volgen, ervan te
genieten, ga het niet bewerken, enzovoorts. Zo krijg je enig bewustzijn van het
ervarende, het Gewebe, de intermediair tussen de prikkel en de impulsen. Dit
bewustzijn is subtiel en kan door te harde prikkels verstoord worden. Prikkels
kunnen gemakkelijk leiden tot afweerreacties. De intimiteit van het ervaren van
het eigen lichaam, het lichaam als werkelijk nabij voelen wat samengaat met de
klank, blijft dan achterwege.
Wij identificeren ons in het algemeen met degene die de
ervaring stuurt, niet met de ervaring zelf. Lichtenberg probeert je te
identificeren met de ervaring zelf: Ik ben degene die iets ervaart, niet degene
die iets probeert te doen met die ervaring. Dit is een identificatieverandering
en daarmee iets wat mensen niet gewend zijn en niet verwachten van een zangles.
7-9-2020 Sadhu Bolland & Aad van Leeuwen
woensdag 31 januari 2018
De functies van het strottenhoofd
Waarom gaat zingen niet 'vanzelf'?
De eerste functie is voedsel weghouden uit de luchtpijp.
Tijdens het slikken sluit het zachte verhemelte de neus af. De achterkant van de tong zwelt op over de zogenaamde strotklep. Het strottenhoofd komt omhoog en de strotklep zelf sluit het strottenhoofd af. Ook de stembanden sluiten. Dat zijn dus een heleboel sluitreflexen.
Het sluit de longen af, of opent deze, hiermee ontstaat er over- of onderdruk.
- Overdruk: Als we kracht zetten ontstaat er overdruk onder het strottenhoofd. Het middenrif spant, de valse stemplooien sluiten en de lucht in de longen wordt samengeperst. Zo verkrijgt de romp de stevigheid van een strak opgeblazen ballon. Deze stevigheid is nodig als we iets zwaars willen optillen. Tegelijkertijd worden de interne organen zo beschermd bij een krachtinspanning. Ook bij het kinderen baren en bij de stoelgang moeten we kracht zetten waardoor er eenzelfde overdruk ontstaat. Wanneer mensen aanvallen of zich verdedigen houden ze vaak de adem in. Ook dit zet het overdrukmechanisme in gang.
- Onderdruk: Bij het inademen ontstaat er onderdruk onder het strottenhoofd. Het middenrif daalt, de ware stemplooien openen zich en de longen vullen zich met lucht. Het hangen aan de armen, zich optrekken en het naar zich toe trekken van voorwerpen activeren deze toestand ook.
In het dagelijks leven overheerst de toestand van overdruk wanneer er veel stress is. Mensen ervaren druk van buitenaf en het lichaam reageert automatisch met tegendruk van binnen. Door de spanning die op de romp komt te staan wordt het moeilijk om laag te ademen (buikademhaling). Stress kan allerlei oorzaken hebben, en bij zangers geven de eigen verwachtingen en angsten rond het zingen extra stress.
Het strottenhoofd zet lucht om in klank wanneer die langs de stembanden stroomt. Deze functie staat onder druk van de twee eerder genoemde functies (slikken en ventielfunctie), die de resonantieruimten van het zangapparaat dreigen af te sluiten of doen verstijven. Stem geven is in zichzelf een complex gebeuren. Om te kunnen zingen of spreken moeten de stembanden deels sluiten, maar niet volledig. Dat is een hogere kunst dan de twee vorige besproken functies, die vragen dat het strottenhoofd óf helemaal sluit, óf opent. Bij het zingen vertaalt het strottenhoofd de luchtdruk onder de stemlippen in een constante stroom van openen en sluiten. Bij hoge noten moeten de stembanden strak en snel trillen. Het is het strottenhoofd zelf dat de luchtstroom bepaalt. Bij lage noten is de amplitude van de trillingen groter en de frequentie lager. Deze grote variatie aan bewegingen vereist veel flexibiliteit van het strottenhoofd. Met die vrijheid om zelfstandig te trillen reguleert zij de stand van het middenrif en de spierspanning van het hele lichaam. Dit is één van de belangrijkste uitgangspunten van de Lichtenberger Methode.
www.lichtenberger-institut.de
woensdag 3 juli 2013
Zingen met je oren
De oren sturen het strottenhoofd.
Volgens de klassieke zangkunst is een lage stand van het strottenhoofd het gunstigst, dan is er veel ruimte om te trillen en te resoneren. Moderne zangmethodes propageren ook een hoge stand van het strottenhoofd.
Maar het strottenhoofd wordt aangestuurd door het onbewuste zenuwstelsel: Je kunt het niet de opdracht geven om te stijgen of te dalen. Je kunt ook niet rechtstreeks iets aan de sluiting of opening van de stembanden doen. Dit kan alleen indirect. Maar: De hele dag controleren wij met onze oren of onze stem datgene voortbrengt wat wij in onze voorstelling willen zeggen. Spreek ik de woorden die ik wil spreken? Spreek ik op de toonhoogte en volume waarmee ik wil spreken? Ben ik verstaanbaar?
Dit betekent dat de oren een enorme controle uitoefenen over de stem.
Alfred Tomatis heeft het al in 1947 geformuleerd: "Men zingt met zijn oren." Wat bedoelde hij daarmee? Tomatis was een arts die zich specialiseerde in het behandelen van zangers met stemproblemen. Hij deed gehoortests met deze mensen en ontdekte op basis van audiogrammen dat ze aan specifiek gehoorverlies leden in het boventonenspectrum. Hij ontdekte dat: "Iemand kan alleen maar vocaal die frequenties produceren die hij zelf hoort". Het gat dat in iemands audiogram kan worden gevonden, correspondeert altijd met de leemte in het boventonenfrequentiesprectrum dat hij kan produceren.
Ook ontdekte hij dat er geen enkele relatie bestaat tussen de omvang van het strottenhoofd en het stemregister van de zanger. Oftewel, of iemand een lage of hoge stem heeft, heeft niets te maken met zijn of haar lichaamsbouw.
Tomatis heeft hierop een trainingsprogramma gemaakt dat de oren electronisch voedt met bepaalde frequenties.
De Lichtenberger Methode heeft deze grondgedachte op een andere manier verder ontwikkeld. Een toon bestaat uit een opbouw van meerdere frequenties. Bepaalde boventoonfrequenties in de stem maken het zingen in zijn algemeenheid makkelijker, ze de onderliggende frequenties dusdanig in sync met elkaar brengen dat alle golven elkaar versterken. Daar zijn we dan ook naar op zoek. Maar niet door middel van training of oefeningen. De stem gaat leren door het doen van eenvoudige klankexperimenten en vindt daarbij zichzelf steeds opnieuw uit.
Controle en loslaten
Een zanger heeft een bepaalde voorstelling over hoe zijn stem gewoonlijk klinkt en ook hoe hij graag zou willen klinken. Dit hele beeld bevindt zich binnen het bereik van wat hij al van zichzelf kent. In die zin beperkt hij dus zichzelf met zijn eigen verwachtingen over zijn stem. Maar daar is iets mee te doen. Je kunt tijdens het zingen de waarneming van de oren wijzigen of zelfs storen - door met je oren dicht te zingen, door aan je oren te trekken, enzovoorts. Dit verstoord horen heeft een onmiddellijk effect op de stem. Het bevrijdt de stem van conditionering en gewoonten. Er komen nieuwe ervaringen en er ontstaan nog niet eerder gehoorde nieuwe klanken.
Binnen en Buiten
De vraag "Heeft de ander mij verstaan?" heeft nog een belangrijk gevolg. Wij richten ons tijdens het spreken naar buiten, naar de ander. Dat is nuttig voor de communicatie - maar niet voor de klankvorming. Tijdens het zingen is de zanger zijn eigen klankkast en moet hij die vullen met klank.
Wij horen onszelf in het algemeen dan ook alleen buitenom. Het beeld dat mensen hebben lijkt op een soort beeldstrip. Woorden stromen in ballonnen de mond uit en vliegen buiten door de lucht weer via de oren naar binnen. Dit is echter maar het halve verhaal. Wij horen onszelf ook van binnenuit, althans, we hebben de mogelijkheid onszelf van binnenuit te horen. Meesttijds onderdrukt de mens alles wat zijn innerlijk hoort: het kloppen van het hart, het kraken van de botten, het ruisen van het bloed. Dit alles wordt als onaangenaam ervaren om te horen. Maar wanneer de zanger tijdens het zingen, of de spreker tijdens het spreken, zijn oren naar binnen richt, hoort hij zijn eigen stem resoneren in zichzelf. Dit letterlijk innerlijk horen wordt door de oren onmiddellijk versterkt en vertaald naar het strottenhoofd. De stem krijgt er een klankkamer bij en profiteert hier enorm van.
Innerlijk horen
Volgens Gisela Rohmert (Lichtenberger Methode) is het letterlijk innerlijk horen van groot belang. Hierbij speelt de buis van eustachius een grote rol, aangezien deze de oren met de mondholte verbindt en met elkaar. En ook de hersenstam ruist in frequenties die de oren graag versterken en die het strottenhoofd als het ware voeden. Deze laten zich horen in de stem als zoemende boventonen.
Dit alles heeft meer te maken met bepaalde fenomenen leren kennen en klank toestaan dan met oefenen.
woensdag 20 februari 2013
zingen is druk en onderdruk afwisselen
Door de lucht onder een bepaalde druk uit te blazen komen de stemplooien in trilling en brengen daarmee de passerende lucht ook in trilling. Er ontstaat geluid. Maar het is belangrijk daarbij de juiste luchtdruk toe te passen. Bij te weinig luchtdruk openen de stembanden niet goed. Maar bij te veel druk knijpt het strottenhoofd juist dicht. Je kan niet meer zingen.
Hoe worden de stemplooien tot trilling gebracht ?
Om geluid te kunnen maken brengt een mens onbewust de stemplooien dichter bij elkaar, en ademt daarbij dusdanig uit dat die door de luchtdruk weer open geduwd worden. Het openen is als het ware een kleine ontlading en wordt gevolgd door even een moment van geen druk; de stemplooien komen dan dus weer bij elkaar. Om vervolgens weer open geduwd te worden door de nieuw opgebouwde luchtdruk. Klank ontstaat dus doordat de stemplooien de luchtstroom in kleine stootjes opknippen. Het openen is een gevolg van stijgende bovendruk. Hierna volgt een moment van onderdruk, de stemplooien sluiten zich weer tot er weer voldoende bovendruk is opgebouwd.
Je kunt dit fenomeen zien als je een ballon opblaast en deze vervolgens weer leeg laten lopen. Het tuitje doet 'bdbdbdbdbd', en wappert heen en weer, onderdruk en bovendruk met elkaar afwisselend.
Om het beeld nog completer te maken: Veel mensen denken dat de stembanden plat zijn of een soort snaar. Dat is niet het geval, zoals te zien is op het plaatje hieronder. Stemplooien is dus eigenlijk een betere term. Het plaatje laat zien hoe de stemplooien bij het klank maken steeds van onderaf open worden gedrukt naar boven toe (beweging 1 t/m 5), en dat ze ook weer sluiten van onderaf naar boven toe (beweging 6 t/m 10). De streep in het midden tussen de stemplooien stelt de luchtdruk voor. De stemplooien maken als het ware een beweging als de vleugels van een vogel.
Hoe kunnen de stemplooien maximaal tot trilling gebracht worden?
Nu is het geval dat de meeste zangmethoden zich bezig houden met het opvoeren druk op het strottenhoofd. Ademsteun, spieroefeningen, het aanspannen van de bovenlip of neusvleugels enzovoorts vergroten allemaal de spierspanning in het strottenhoofd. Het is niet zo dat dit niet werkt. De stem zal tot op zekere hoogte presteren en misschien ook het gewenste geluid produceren. Maar de stemplooien zullen niet maximaal trillen als er geen aandacht wordt besteed aan de terugverende ontspanningsmomenten. Want de stemplooien kunnen vrijer bewegen wanneer ook de onderdruk gestimuleerd wordt. Hoe doe je dat? Dit heeft te onder andere maken met richting: Niet alleen klank projecteren maar ook je er bewust van zijn wat je aan klank terug ontvangt. In het artikel over zingen met je oren wordt hier meer aandacht aan besteed.
www.lichtenberger-zangles.nl
maandag 28 januari 2013
Zingen en adem
Wat zegt Lichtenberg nu over de adem?
De ademhaling is een autonoom proces, maar kan ook bewust gestuurd worden. Iedereen die wel eens geprobeerd heeft te mediteren op zijn adem en zijn ademhaling waar te nemen zal hier op een probleem zijn gestuit: Zodra je probeert je adem waar te nemen zonder daarop in te grijpen, merk je dat dat bijkans onmogelijk is. Het waarnemen staat bijna gelijk aan het beginnen met sturen van de ademhaling zelf. Maar de bewust gestuurde ademhaling heeft niet het gemak van de autonome ademhaling. De enige manier waarop men zijn ademhaling kan waarnemen en tegelijkertijd niet verstoren is door dat enigszins in het voorbijgaan te doen - en dus niet met de volle focus van je aandacht.
Hoe werkt de ademhaling eigenlijk? Je middenrif beweegt zich omlaag, waardoor onderdruk ontstaat - de longen zuigen zich als vanzelf vol met lucht. Vervolgens ontspant het middenrif zich; de longen veren elastisch terug en lucht wordt weer uitgeademd.
Zingen of een blaasinstrument bespelen betekent altijd een verstoring van het natuurlijke ademritme. Het gebruik van ademsteun is daarbovenop een zeer krachtig ingrijpen in de fenomenen druk en onderdruk. Het middenrif wordt langer uitgezet gehouden dan het zelf van nature zou doen. Hierdoor ontstaat een grote spanning in het middenrif zelf en meer onderdruk in de longen. De stembanden krijgen de neiging om te sluiten, waardoor er een andere klank ontstaat, die door sommige mensen als beter wordt ervaren.
Wanneer krijgen de stembanden de neiging om zich te sluiten? Wanneer je kracht zet. Dit is een reflex - probeer het maar eens uit door bijvoorbeeld iets zwaars op te tillen. Je spant aan, en je hele lichaam verkrijgt stevigheid. Die stevigheid wordt verkregen doordat de middenrif spieren zich aanspannen en het strottenhoofd zich sluit. Je bovenlichaam is dan als een dichtgeknoopte ballon en kan zich makkelijker stijf houden. De meeste mensen zeggen onwillekeurig bij een krachtinspanning iets van een 'uh'. Dat zijn de stembanden die even sluiten.
Maar deze reflex, het sluiten van het strottenhoofd, wordt nu tegengewerkt door de zanger die wil zingen en dus dat het strottenhoofd geopend is. Hij veroorzaakt spanning in het middenrif, en onderdruk in de longen en houdt tegelijkertijd zijn strot open. Dat is een behoorlijk zware belasting voor de stembanden. Het is dan ook (helaas) algemeen geaccepteerd dat zangstemmen achteruit gaan met het klimmen der jaren. Op grond van dit alles wordt zingen als 'topsport' betiteld.
Maar is dat allemaal wel nodig, al die spierspanningen? Vanuit mijn ervaring zeg ik, je moet nooit een strijd aangaan met je eigen lichaam of met je adem. Dat roept reflexen op die te maken hebben met de angst om te stikken en dat is een zwaar onderschat fenomeen, waar iedere zanger zich eigenlijk van bewust zou moeten zijn, dat dat er is. Het is wel belangrijk om laag te ademen en om bij jezelf te onderzoeken hoe een buikademhaling werkt. Een diepe adem kan de weg vrij maken voor een diepere resonantie die geleid wordt door het strottenhoofd. Het middenrif krijgt de kans om mee te trillen met de klank van de stem, en om een doorgeefluik voor klank te zijn. Maar boven alles zou de klank die dat oplevert zou het leidende principe moeten zijn voor de zanger. Want als je tijdens het zingen met lucht bezig bent, dan ben je al bezig met een mogelijk tekort en doet stikangst je zangapparaat innerlijk verstijven. Maar door van jezelf steeds opnieuw een klankkwaliteit te vragen die diep resoneert in het lichaam, zal je adem zich vanzelf verdiepen en de juiste spierspanning genereren op de plaatsen waar het nodig is. Hoe de klank (en de oren) een leidend principe kunnen zijn in het zingen, beschrijf ik in mijn artikel 'Zingen met je oren'.
Sadhu
www.lichtenberger-zangles.nl
www.lichtenberger-institut.de
Lijst met Docenten in de Lichtenberger Methode