Akoestiek is de achtergrond van alles wat we doen met zingen.
Er is iets eigenaardigs aan de hand met onze waarneming van het lichaam en de haar omringende ruimte. We zijn ons nauwelijks gewaar van de processen die zich afspelen binnen in het lichaam. Zo blijft wat er binnenin ons strottenhoofd gebeurt grotendeels onbekend aan de zanger. Voorbij het midden van de tong worden er geen signalen meer gegeven over de stand van de organen. We kennen de omvang van ons lichaam voornamelijk door middel van druksignalen van de huid, maar niet van binnenuit. De ruimte die ons omgeeft beleven wij dan ook niet vanuit het binnenste van ons lichaam. Hoewel de akoestische signaalverwerking zich in onze hersenen afspeelt zijn wij met ons bewustzijn buiten, bij de deur die dichtslaat, bij de bromfiets daar op straat en bij het tikken van de klok. Wij zijn bijna altijd met ons bewustzijn onmiddellijk bij de dingen die wij zien of horen, daarbuiten. Via de trillingen die je met zingen in de lucht brengt wordt materie in vibratie gebracht. Materie kan op de vibrerende lucht reageren op de volgende drie manieren:
- Reflectie (zoals bij een tegel): het akoestische signaal wordt teruggekaatst.
- Absorptie (zoals bij een deken): het akoestische signaal wordt geabsorbeerd en verdwijnt.
- Resonantie (zoals bij hout): het akoestische signaal doordringt het materiaal en brengt het tot trilling.
Een voorbeeld van een ruimte met veel reflectie is een kerk of een badkamer. Zingen in zo’n ruimte wordt vaak als aangenaam of verruimend ervaren. Evengoed kan het gereflecteerde ook teveel worden. In ruimtes met veel tapijten of gordijnen gebeurt het tegenovergestelde en wordt het geluid juist geabsorbeerd, het valt weg. Dit wordt vaak als hinderlijk ervaren.
Muziekinstrumenten zijn bijna allemaal gemaakt van hout, omdat dit materiaal zo goed resoneert. Het materiaal trilt mee op zijn eigen frequentie en zingt daardoor als het ware mee. Ook de meeste concertzalen worden bekleed met hout. Door rechtstreeks met deze materialen te zingen kun je de verschillen ervaren, zoals Antje de Wit demonstreerde in haar workshop op het najaarssymposium. Er werd geëxperimenteerd vanuit de vraag hoe je zingt in contact met hout, een tegel of wol. Een vraag was of je een ruimte kan ‘aftasten’ met je klank. En waar resoneert de klank in jouw lichaam?
Reflectie, absorptie en resonantie vinden namelijk alle ook plaats in het lichaam zelf. In de mondruimte bijvoorbeeld: deze kan zich vergroten en verkleinen, verbreden en versmallen, en verzachten en verharden. Een zacht verhemelte absorbeert meer, een hard verhemelte reflecteert meer. Ook de tong kan een grote rol spelen in het soort geluidsgolven dat wordt versterkt of niet. Het gaat hier niet alleen om reflectie en absorptie: resonantie vindt plaats binnenin het bindweefsel van de spieren, in de slijmhuid en membranen, wanneer dit gaat meetrillen in haar eigen frequentie.
De in trilling gebrachte lucht wordt in een mengsel van reflectie, absorptie en resonantie teruggegeven. Dat betekent dat het zonder verandering wordt weerkaatst, dat het in het materiaal verdwijnt of dat de trilling getransformeerd wordt teruggegeven. In ons voorbeeld ‘hout’ zitten kleine vaatjes die de geluidsgolf beïnvloeden. Dit mengsel noemen we akoestiek.
Akoestiek heeft op zijn beurt weer invloed op het vibreren van de stemlippen. De snelheid en de opbouw van deze trillingen staan in directe relatie tot de omgeving binnen en buiten het lichaam. Als een bepaalde vorm of materiaal bepaalde boven- of ondertonen versterkt dan zal dit ook iets doen met de trillingen in het strottenhoofd. Zo wordt het strottenhoofd als het ware bezongen door wat in de omringende ruimten gefilterd of versterkt wordt. Het strottenhoofd is daarmee behalve een handelend, ook een ontvangend orgaan. Er is sprake van een wederkerig proces. De bewustwording van die wisselwerking doet je ervaren dat je bij het zingen niet alles alleen hoeft te doen. Dat wat je uitzendt wordt beantwoord en terug ontvangen. Akoestiek is datgene wat je geschonken krijgt.
De omgeving dringt in alles door van het lichaam en het lichaam lijft de omgeving in. Het lichaam en haar omgeving blijken niet twee gescheiden entiteiten. Een voorbeeld van het inlijven van de omgeving is autorijden: het bewustzijn van de omvang van het lichaam strekt zich dan uit tot de afmetingen van de auto. Tijdens het inparkeren voel je het als het ware lichamelijk wanneer je te dichtbij een andere auto bent. Voortdurend breidt ons lichaamsbesef zich uit met dat wat in de omgeving beleefd kan worden. Je ontwikkelt, ook via akoestiek, gaandeweg preferente en minder preferente oriëntaties om controle te krijgen over de wereld, om niet alleen maar gestuurd te worden door de omgeving.
Het gehoor is hierbij een extreem gevoelig instrument in wat het wegfiltert en wat het naar voren haalt. Daarmee werkt het gehoor als controle-instrument. Die controle werkt via het inzoomen op één punt en beperkt zo wat je meekrijgt van je omgeving, en maakt je zo minder ontvankelijk voor resonantie. Als je meer ruimte kunt toelaten dan dat ene punt dan vermindert je afgescheidenheid van je omgeving, waardoor het wederkerige proces van resonantie weer gaat optreden. Lichtenberg werkt met stimuli om die ontvankelijkheid weer te vergroten. Resonantie ontstaat wanneer binnen en buiten met elkaar in verbinding treden. Het onderscheid tussen binnen en buiten verdwijnt, waardoor de zang als vanzelf gestuurd wordt.
Sadhu Bolland
www.lichtenberger-zangles.nl